“Ik wil ook voor de beiaardautomaat boeiende en muzikale muziek schrijven”
Hij is kampioen in het aanleveren van composities voor de Tilburgse beiaardautomaat. De Tilburgse pianist en componist Fons Mommers (1947) schreef dit jaar – als vaste ‘invalkracht’ in het rijtje componisten dat werk schreef voor de automaat – weer meerdere korte en langere stukken. Alle composities kregen ook een titel mee. Zo konden Tilburgers onder meer luisteren naar een 1,5 minuut durend stuk met als prikkelende titel WRAP. Die titel verwees volgens Mommers inderdaad naar een hartig pannenkoekje, waarmee hij de ‘smeuïgheid’ van zijn compositie probeerde te onderstrepen. Met zijn nieuwste compositie, geschreven voor de huidige maand december, voltooide hij zijn kleine reeks opvallend melodieuze beiaardcomposities onder de titel ‘Reserved’.
Wie op de site LinkedIn naar de openbare pagina van de huidige voorzitter van de gemeentelijke beiaardcommissie surft, ontdekt ook een opmerkelijke loopbaan. Zo studeerde hij van 1965 tot 1975 filosofie en theologie en knoopte hij hier ook een studie piano aan het Tilburgse conservatorium aan vast. Na zijn studies werkte hij als wetenschappelijk medewerker aan de Tilburgse universiteit, eerst voor de afdeling filosofie aan de economische faculteit en enige tijd daarna aan de theologische faculteit.
Vanaf 1990 stortte hij zich echter fulltime op de muziek. Mommers ging weer componeren en pianospelen en werd lid van GENECO en de Vereniging van Componisten Noord-Brabant. In een interview met deze site zegt hij: “Muziek was intussen wel belangrijk voor mij geworden. Niet in de laatste plaats omdat ik betrokken raakte bij de oprichting van de VONK, een nieuw podium voor experimentele muziek, die we zelf schreven, improviseerden, organiseerden en uitvoerden.”
In het jaar 2000, op zijn 53ste jaar, nam het leven van Mommers weer een nieuwe opvallende wending. Hij werd brug- en sluiswachter aan het Wilhelminakanaal en de Zuidwillemsvaart en zou met dit werk vijftien jaar lang de kost verdienen. Over de bewuste periode zegt hij zelf: “Als muzikant/componist beschikte ik niet over een vast inkomen. Het fluctuerende inkomen van een brugwachter, die niet in dienst was van Rijkswaterstaat maar van de ingehuurde en toen nog zwaar onderbetalende organisatie ODV, betekende voor mij een hele vooruitgang. Het was ook zeker geen eigen besluit om brugwachter te worden. Aan dat baantje kwam ik door puur toeval.”
Na zijn dienstverband aan het kanaal zou Mommers nog tal van muzikale hoogtepunten beleven. Zo trad hij op als solist, in kleinere en grotere ensembles en werkte hij samen met improviserende musici. Als pianist won hij ook enkele prijzen. Componeren deed hij verder voor allerlei instrumenten, maar ook voor kleinere en grotere bezettingen, vocaal werk en de beiaard. Anno 2019 treedt Mommers nog steeds met veel plezier en enthousiasme op. Zo is hij vaste pianist en componist van het naar hemzelf vernoemd kwartet Mommers4. Een van zijn recente projecten is getiteld ‘Miobi en het Monster’, een onder leiding van Mommers uitgewerkte muzikale voorstelling gebaseerd op een oud Egyptisch sprookje.
– Kun je iets vertellen over je achtergrond? Wanneer en waardoor raakte je geïnteresseerd in muziek, wat was je eerste instrument en kom je ook uit een muzikale familie?
“Ik kom uit een muzikaal nest: zowel mijn vader als mijn moeder zongen graag. Een van mijn oudste herinneringen betreft het samen zingen van mijn ouders. Als mijn vader een liedje begon te zingen viel mijn moeder in met de ’tweede stem’. Ook kocht mijn vader een piano toen ik twaalf was, aanvankelijk om er zelf op te leren spelen, maar daar hield hij al snel mee op, toen hij merkte dat hij zijn zoon niet kon bijhouden. Behalve pianospelen en zingen vormde blokfluiten op de basisschool een buitengewone stimulans. Ik had het geluk op een school te zitten, waar ik in groep 7 en 8 elke dag na schooltijd samen met enkele andere leerlingen geheel gratis leerde blokfluiten. Zo kwam ik heel jong in een barokensemble terecht dat goed genoeg was om voor de radio te spelen. Als kind heb ik ook jaren, ik ben katholiek opgevoed, in een koor gezongen en maakte ik kennis met muziek uit de Renaissance. Zo kwam het dat ik op mijn vijftiende het concert van Bach voor twee klavecimbels speelde.”
– In de muziekencyclopedie op internet sta je vermeld als pianist. Bespeel je eigenlijk nog andere instrumenten?
“Mijn hoofdinstrument is piano, maar ik heb ook veel orgel gespeeld om wat bij te verdienen en af en toe clavecimbel als het van pas kwam.”
– Je studeerde aan het conservatorium in Tilburg. Je volgde ook cursussen muziektheorie, muziekanalyse en compositie. Als docenten had je Henk Stoop en Alexander Hrisanide. Eén van deze twee dirigeerde ook je eerste composities. Wie van deze twee docenten was dat? En hoe was het om voor het eerst eigen werk in het openbaar te horen?
“Henk Stoop heeft mijn eerste probeersels voor piano gespeeld. Nadien heb ik met Henk allerlei muziek voor twee piano’s gespeeld. Binnenkort hoop ik met hem en nog twee andere pianisten ‘Ameublement des touches’, een groot stuk voor vier piano’s, te gaan spelen. Alexander Hrisanide dirigeerde enkele van mijn eerste grotere stukken. Telkens als ik voor de eerste keer mijn eigen muziek hoor (en zie!) spelen, is dat voor mij een confronterende ervaring. Met mijzelf, met de muziek en – last but not least – met de muzikanten die het stuk uitvoeren.”
– Na je opleiding aan het conservatorium werkte je onder meer aan de Tilburgse Dans- en Muziekschool als repetitor. Wat was dat precies voor een job?
“Als repetitor begeleid je leerlingen van de muziekschool voor uitvoeringen of examens. Dat was pas veel jaren later, na mijn werk op de universiteit. In die tijd heb ik ook een paar jaar als docent piano gewerkt in Dongen, Gilze en Rijen.”
– Je componeert voor allerlei instrumenten, voor kleinere en grotere bezettingen en je schrijft ook vocaal werk. Waar gaat echter je grootste voorkeur naar uit wat componeren betreft?
“Ik heb geen echte voorkeur. Het hangt er vaak vanaf welke muzikant of welk instrument zich aandient, of met welke andere muzikanten je op een bepaald moment samenwerkt. Componeren van vocale muziek lag voor mij tamelijk voor de hand, omdat ik zelf vaak koren heb begeleid als pianist.”
– Waar schuilt voor jou bij het componeren van muziek de grootste uitdaging in? En, ben je snel tevreden over een eigen compositie of ben je voortdurend aan het schrappen en schrijven?
“Moeilijke vraag! Wat ik telkens een uitdaging vind, bij elk nieuw stuk, is de vraag: hoe krijg ik de aanvankelijke inval, idee, aanleiding, of innerlijke roerselen zo in het gareel en strak – of minder strak – in het jasje, dat er uiteindelijk een overtuigende en ’toonbare’ vorm is, waarmee je voor de dag kunt komen? En, nee, ik ben daar niet snel tevreden over. Vaak zijn ook aanpassingen nodig, na een eerste keer spelen. Wel is het zo, dat ik eenmaal gespeelde stukken meestal laat voor wat ze waard zijn.”
– In de periode 2000-2015 was je brug- en sluiswachter aan het Wilhelminakanaal en de Zuidwillemsvaart. Heb je in die tijd ook veel muziek gecomponeerd? Het lijkt mij in elk geval dé ideale werksituatie voor het schrijven van muziek…
“Mijn periode als brugwachter was heel belangrijk. Ik hoefde geen carrière meer in de wetenschap te maken. Het brugwachteren bracht ook een heel andere leefstijl met zich mee. Er was tijd voor bezinning, fantasie, literatuur en muziek. Ik maakte schetsen of plannen die ik later uitwerkte, schreef gedichten of surfde op het internet. Het werk als brugwachter bracht mij definitief op het pad van de Muzen. Ook hield ik er enkele jaren een dagboek op na. De situatie was inderdaad aanvankelijk ideaal. Later, als gevolg van steeds meer bediening op afstand en toenemende automatisering, is de ‘muziek’ wel uit het brugwachteren verdwenen.”
– Je hebt naast piano ook filosofie gestudeerd. Achter jouw composities zit vaak ook een filosofisch getint verhaal. Vind je het nog steeds leuk om over muziek te filosoferen?
“Filosofie is nooit ver weg als ik muziek maak. Deels omdat ik niet zonder kan en het een lange tijd ook mijn werk was, deels omdat filosoferen je soms ook op een idee kan brengen voor een compositie. Ook het lezen van filosofen die over muziek schrijven vind ik heel interessant. Om er een paar te noemen: Alicja Gescinska, Marlies de Munck, Maartin Hoondert, Lydia Goehr, Roger Scruton, en niet te vergeten de interessante jonge Belgische filosoof en muzikant Tomas Serrien.”
– Wat weinig mensen weten: je schrijft ook poëzie. Je hebt zelfs een dichtbundel op je naam staan getiteld Kanaalzout. Zit er ook muziek in je poëzie? Ik bedoel een bepaalde ritmiek?
“Ik heb weinig ervaring als dichter en voel me in dat opzicht onzeker. Tegelijkertijd staat het dichten naar mijn gevoel erg dicht bij de muziek, putten ze uit dezelfde bron, alleen: de ‘vertaling’ is anders. Ritmiek is een van de belangrijkste gemeenschappelijke componenten, lijkt me. De betekenis van de woorden kan zelfs overgaan in pure klankexpressie. Toch blijft muziek ongrijpbaarder en mysterieuzer dan poëzie.”
– Komt uit je liefde voor poëzie ook de behoefte voort om mooie, levendige ‘menselijke’ muziek te maken?
“Jazeker! Poëzie, die me echt raakt, vráágt om muziek. Dat is althans bij mij zo. Het is ook mogelijk bij poëzie in ‘strenge’ versvorm. Als poëzie bezield is, dus geen rijmpjes-gepruts, geen academisch hoogstandje, en geen pedante ‘chic-doenerij’, dan is in mijn ogen muziek het aangewezen medium.”
– Op de website van het door jou opgerichte kwartet Mommers4 las ik dat je ook prijzen hebt gewonnen. Er staat niet bij welke. Komt dit door je bescheidenheid?
“Ja, ik heb inderdaad enkele prijzen gewonnen, heel lang geleden, ver voor de tijd dat ik überhaupt aan componeren dacht. Ik speelde toen prijzenswaardig Beethoven, solo, en Brahms op viool of piano of duo. Het zijn liefdes die ik nooit meer kwijtraak. Maar, ik, bescheiden? Oké, dan nu maar even opscheppen: na tien muziekvoorstellingen, inclusief tekst en beeld, zijn nummer elf en twaalf op dit moment in voorbereiding. Een tweede dichtbundel ligt verder op de loer. En ik ben bezig met een artikel over de Brabantse beeldend kunstenaar Juul van de Kolk.”
– Je toert op oudere leeftijd nog altijd rond met je kwartet. Wat ik heb begrepen is dat dit groepje veel op improvisatie is gericht en dat er ook tekst en beeld in de optredens zitten. Heb je nog andere leuke en interessante ideeën klaarliggen voor komende optredens, zo ja, wat wil je met dit kwartet nog bewerkstelligen?
“Mommers4 wil een eigen geluid laten horen zonder te verstarren in een te gesloten of ontoegankelijk jargon. De focus van het componeren valt minder op muziek als ‘compositie’, dan op componeren als ’taking part in a musical performance’. Participatie omvat uiteraard uitvoeren, repeteren, maar ook zorgen voor financiële middelen, het kopen van een video-projector, een synthesizer, componeren, improviseren, filosoferen, publiciteit, kaartjes verkopen, etcetera. Bij Mommers4 wordt componeren zo onderdeel van een gezamenlijk proces, waarbij muziek de hoofdrol speelt. Componeren voor Mommers4 gaat van meet af aan over veel meer dan alleen maar over het schrijven van muziek. Ons volgende project heeft de dichter en filosoof Adwaita – een pseudoniem van Andreas Dèr Mouw – als uitgangspunt. Het feit dat Dèr Mouw honderd jaar dood is, heeft tot nu toe om onbegrijpelijke redenen weinig aandacht gekregen, naar ik weet. Onbegrijpelijk, omdat het gaat om een uitzonderlijk dichterlijk en filosofisch talent uit de tijd rond 1900. Op de agenda van Mommers4 staan verder collagegedichten uit ‘Die blassen Herren mit den Mokkatassen’ van Herta Müller en, voor het begin volgend jaar, mijn stuk HORT voor klarinetensemble in samenwerking met Maarten Jense.”
– In 2013 heb je je intensief beziggehouden met de levensbeschouwing én de muziek van Antony Kok, experimenteel schrijver en medeoprichter van het tijdschrift De Stijl. Wat was Antony Kok voor een man? En wat was de reden voor je bovenmatige interesse in deze figuur?
“Anthony Kok stamt uit dezelfde periode als Andreas Dèr Mouw. Ook over hem zou ik nog graag een essay willen schrijven. Ik raakte geboeid door de beweging van De Stijl. Bovendien maakte de persoon Anthony Kok mij nieuwsgierig: hij hield, net als ik, van pianospelen, schreef gedichten en had een grote belangstelling voor filosofie. In mijn essay heb ik geprobeerd Anthony Kok in het bredere verband te plaatsen van de culturele en maatschappelijke omgeving waarin hij leefde.”
– In 2017 vond in Tilburg de première plaats van ‘Attaca’, een muziekstuk voor de beiaard, geschreven door jou naar aanleiding van het 30-jarig jubileum van de beiaardier Carl Van Eyndhoven. Was dat je eerste werk dat je voor de beiaard schreef? En was Carl enthousiast over je stuk?
“Attaca was niet mijn eerste stuk voor beiaard. In de vorige eeuw heeft Carl mijn eerste stuk voor de beiaard gespeeld in het kader van een project van Brabantse componisten. Over mijn muziek voor de beiaard in het algemeen, is Carl niet ontevreden, geloof ik.”
– Je schreef dit jaar al meerdere keren composities voor de beiaardautomaat. Een daarvan kreeg als titel WRAP mee. In een kort interview met deze site vertelde je dat je je muziek voor de automaat ziet als een soort eetbaar pannenkoekje. Heeft je nieuwste werk voor de automaat, onder de titel Reserved 3, ook weer iets smakelijks meegekregen qua compositie?
“Over muziek als smakelijke hapjes denk ik hooguit in ironische termen. Boeiende muziek heeft in mijn ogen meestal inspanning, intensieve voorbereiding, tijd en moeite nodig. Dit ontgaat politici, die kunstenaars onterecht voor ‘subsidieslurpers’ uitmaken. Evenals voor de handgespeelde beiaard wil ik ook voor de beiaardautomaat boeiende en muzikale muziek schrijven. Het verschil tussen automatisch- en handspel is, qua restricties en mogelijkheden, een bijzondere uitdaging voor mij als componist, terwijl voor allebei geldt dat de resonantie-ruimte letterlijk en in sociaal opzicht een geheel andere is dan die van een concertzaal. De composities Reserved 1, 2 en 3 schreef ik als ‘invalkracht’ bij het componistenproject van de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard als er voor een specifieke maand nog geen muziek voor de beiaardautomaat beschikbaar was.”
– Wat is volgens jou zo typerend aan de klank van de beiaard?
“Van oorsprong is de klank van de beiaard voor mij verbonden met een tamelijk anoniem stadsgeluid: het typische klokkengeluid, dat hoorde bij het erfgoed van een stad. Wil de beiaard levend blijven als erfgoed, dan zal ie uit de anonimiteit moeten worden gehaald.”
– Hoe wil je dat voor elkaar krijgen?
“Dat kan op allerlei manieren. Een van die manieren is om de beiaard te promoten als zelfstandig en volwaardig concerterend muziekinstrument, zie bijvoorbeeld het werk van de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard. Een andere manier is het multifunctioneel gebruik ten dienste van de Tilburgse bevolking, van stedelijke en andere, buitenmuzikale gebeurtenissen, kortom, als ‘volksinstrument’. Pikant vind ik zelf de verhouding tussen deze twee. De beiaard is er immers voor iedereen. En dat is misschien ook zijn mogelijke zwakte in een individualistische cultuur als de onze, want alles wat in onze samenleving van waarde is voor iedereen, is mijn inziens tanende.”
– Is het belangrijk dat er in Nederland een professionele opleiding tot beiaardier blijft bestaan? Of denk je dat de belangstelling onder de jeugd hiervoor sterk dalende is en dat de opleiding uiteindelijk verdwijnt?
“Voor mij is de beiaard een belangrijk verbindend element in onze stad. Om te zorgen dat dit ook voor de toekomst geldt, hebben we op de eerste plaats een uitstekend spelende, professioneel opgeleide en verantwoordelijke beiaardier nodig, die – horribile dictu – nooit vervangen kan en mag worden door een automaat. Iemand als Carl Van Eyndhoven dus.”