Deze maand kreeg Tilburg er een nieuw vrolijk lied bij in Tilburgs dialect, speciaal voor kinderen geschreven: het lied getiteld ‘Fèfteg klòkke (onzen beiaard)‘. Tekstschrijver, componist en muziekdocent Harry Swinkels (1958) nam er de tijd voor, want tekstueel moest alles kloppen. Een probleem waar de maker van het lied al snel tegenaan liep, was de juiste vertaling van het Nederlandse woord ‘beiaard’. In het Tilburgs dialect bleek er nog geen woord voor beiaard te bestaan. Het gebruik van het Nederlandse woord ‘beiaard’ bleef daardoor in het lied gehandhaafd.
Afgelopen maanden werd samen met de Stichting Tilburgse Taol flink aan de tekst geschaafd om toch een goede vertaling te krijgen. De beiaardcommissie, elke zaterdag zetelend in brasserie en biercafé Anvers, fungeerde daarbij als gewillig klankbord en luisterend oor.
– Hoe tevreden ben je met het eindresultaat?
“Heel tevreden. Het is aardig gelukt om een hoop informatie om te zetten in begrijpelijke taal voor kinderen en dat in de vorm van een liedje te gieten dat niet te moeilijk is en goed in het gehoor ligt.”
– Wat was het meest lastige aan het lied: het componeren van de muziek, de toevoeging van het beiaardgeluid of de vertaling van de tekst in Tilburgs dialect?
“Geen van drieën. Het meest lastige was om een keuze te maken uit de informatie die ik over de beiaard had gekregen. Ik kon niet alles in het lied kwijt en strepen wat er niet meer in kon was het lastigst.”
– Hoe verliep de samenwerking met de Stichting Tilburgse Taol?
“Ik werk al sinds het begin van Kènderkwèèk namens Factorium met de Stichting Tilburgse Taol samen. Die stichting kwam dertien jaar geleden naar naar ons toe met de vraag of we het dialect weer meer onder de aandacht van kinderen konden brengen met behulp van liedjes. We hebben eerst bestaande dialectliedjes gebruikt, maar die waren te ouderwets om de kinderen te kunnen boeien. Vervolgens zijn we nieuwe liedjes gaan maken over allerlei Tilburgse onderwerpen, zoals Willem II, de kermis, de Piushaven, het draaiend huis, Peerke Donders en nu dus de beiaard. Naast het componeren van tekst en muziek en het opnemen van de liedjes zit ik in de organisatie van Kènderkwèèk en ga ik naar de deelnemende basisscholen om de liedjes aan te leren.”
– In de eerste versie van het lied werd beiaard vertaald als ‘bèjaard’. Toch werd het in de eindversie gewoon beiaard. Bestaat er niet echt een Tilburgs woord voor beiaard?
“Het Tilburgs kent inderdaad geen eigen woord voor beiaard. Om het dan toch op z’n Tilburgs te spellen komt wat geforceerd over. Daarom is uiteindelijk gekozen voor de normale ABN-spelling.”
– Het lied begint met het bekende Big Ben klokkenmotief. Dat is ook te horen bij het begin van elk refrein. Waarom heb je dit motief gebruikt voor het lied?
“Het is een clichémotief dat ook de kinderen direct herkennen. De woorden beiaard en carillon moet je ze uitleggen, maar dat motiefje is al bekend. Dat maakt het zingen van het refrein (wat in dit geval met het motiefje begint) al meteen makkelijk en vertrouwd.”
– Wie speelt er in het lied eigenlijk op het carillon?
“Ik speel zelf de complete begeleiding, dus ook de carillon-partij. Maar er is geen echt carillon te horen. Ik speel op een digitale piano alle instrumentenpartijen in en die worden in een computerprogramma met elkaar en met de zang gemixt.”
– Bestaat de Tilburgse beiaard ook echt uit vijftig klokken?
“Dat is één van de vragen die bij het lesmateriaal horen, dus die verklap ik nu al een beetje. Het juiste antwoord is ja èn nee. Formeel bestaat de beiaard uit 48 klokken. Maar van de vijf luidklokken die ook in de toren hangen worden er twee tevens voor de beiaard gebruikt. Zodoende wordt er echt met 50 klokken muziek gemaakt.”
– In het lied zit ook een zogenaamde brug. Wat is dat precies en waarom was deze nodig?
“Een (pop)liedje bestaat meestal uit meerdere coupletten die steeds gevolgd worden door een refrein. Aan het einde wordt dat refrein vaak herhaald. Vóór die herhaling kan er dan een ‘brug’ zitten die helemaal anders klinkt dan de andere stukjes uit het lied. Daar kan tekstueel nog iets belangrijks gemeld worden en muzikaal kan het naar een andere toonsoort moduleren zodat het laatste refrein een toontje hoger klinkt, dus niet precies hetzelfde als de vorige keren.”
– Behalve een lied is er ook lesmateriaal gemaakt over de beiaard. In het opdrachtenblad voor de kinderen zitten negen vragen. Waarom negen?
“Heel praktisch: toen was het A-viertje vol. Het hadden er net zo goed 7 of 11 kunnen zijn. Het leerlingenblad is altijd dubbelzijdig: op de voorkant staat de liedtekst en achterop één of meer opdrachten. Nu was dat een vragenlijst, maar dat kan ook iets anders zijn, bijvoorbeeld een fotospeurtocht zoals in het dialectlied over de Spoorzône.”
– Wat is volgens jou de leukste vraag?
“Ik vind de vragen over de vroegere en huidige locatie van de beiaard in Tilburg het leukst, want ik wist zelf niet dat dat eerst een andere was.”